14. Staten van Utrecht


De regering van het platteland en van de steden van de provincie Utrecht verschilde in enkele vormen en benamingen, maar niet in het wezen, van die van Holland.
    De Statenvergadering bestond uit drie leden, dat van prelaten, dekens en kanunniken der vijf kerken, dat van de ridderschap en dat van stad en steden.
    De macht van deze Staten, en in het bijzonder van het eerste lid, was voorheen uitgebreider geweest dan de bevoegdheid van de Staten van de andere Nederlandse gewesten. Maar keizer Karel had die tot gelijke omvang met deze teruggebracht.

Voor verdere toelichting zie: [Thorbecke]/Fruin/Colenbrander, 
Staatsinstellingen (ed. 1922), 86-90.