Louis de Boisot aan de inwoners van Amsterdam
5 oktober 1574
Toelichting
3 oktober 1574 is de dag van Leidens ontzet. Maar voor langdurig feesten was
geen aanleiding: de strijd moest onverminderd doorgaan. De geuzenaanvoerder
onder wiens leiding Leiden was bevrijd,
Louis de Boisot, schreef dadelijk
een pittige brief aan de inwoners van Amsterdam. Daarin riep hij de
Amsterdammers op om nu eindelijk het Spaanse juk af te schudden en de kant van
Holland en de prins van Oranje te kiezen. Die brief werd ook in druk verbreid
onder de Amsterdammers. Het stuk is gedateerd 5 oktober 1574, vermoedelijk het
eerste drukwerk te Leiden na het beleg. Boisot hield de Amsterdammers voor dat
zij van de Spanjaarden niets anders te verwachten hadden dan geroof en geplunder.
Tegen de Tiende Penning van Alva hebben jullie je heftig verzet, eis dan ook nu
voor jezelf en het vaderland de vrijheid op! Maar het mocht niet baten - de
koppige Amsterdammers lieten zich pas in 1578 overhalen het lot van Holland en
de prins te delen.
Anton van der Lem
De gedrukte brief bevindt zich in de pamflettencollectie van de
Bibliotheca Thysiana en is te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Leiden:
Thyspf 222.
Transcriptie
Ten waer saecke (ghoede vrunden) dat u luyder ooghen by den Spaengaerden
onsen alghemeynen vianden verblinthoet, ende somen seyt bekoockelt waren
gheweest : Soudt ghy luyden over langhe tijt ghemerct, ende metter waerheyt
bevonden moghen hebben, dat u de selve onse vianden (die u luyden niet anders en
besijghen dan als instrumenten tot qualick varen, ende bederffenisse deser
landen) niet dan brillen ende roock soucken te vercoopen. Twelck immers nu ten
laetsten u luyden bekent moet zijn, naer wi metter hulpen Goods alle heure
gheroemde machten (daer op sy hem so trotselijcken vertrouden) tot schanden
ghemaect ende wech ghedreven hebben: doende jeghens den waen van ghenouch alle
de werelt, de stadt van Leyden (die in de uuyterste noot ende ellende ghecomen
was) ontset ende secours met prov[i]ande. Daer van wy u luyden wijder zouden
schrijven so wy niet en wisten, jae verseeckert en waren, dat u deur de mont van
onsen vianden zelfs (die wy wel weten dat ghy luyden in dien beter ghelove sult
toe schrijven) zulcx ghenouchsaem onderrechtinge sal gheschieden. Ende hoe wel
wy met veel woorden tqualijck varen deser landen gansselijck zouden mogen
bewijsen, alleenlijcken zijnen oorspronck te nemen deur u luyder hertneckicheyt:
so willen wy tselve nochtans, niet alleenlick naer laten, mer oock
ghansselijcken vergheten: ende met u luyden in rechter liefden ende eendracht
vereenighen: soe ghy luyden van tvoorghaende quaet wilt af staen, ende
ghedenckende die sobere staet daer ghy luyden u selven in vindt, als van de
navigatie (niet jeghenstaende wy u waters ghenouch luttel tot uwen voordele
ghedencken toe te senden) soe zeer vervreemt sijnde: datter voor u luyden
blijvende de saecke in staete als die jeghenwoordelijcken zijn, weynich hoope
van beternisse es, twelck onghetwijfelt soe ghy luyden in u quaet wilt volherden
tot erger sal dijen: het middel dat u luyden jeghenwoordelijcken verleent es
niet en laet verby ghaen: sluytende den moelosen ende verslaghen viandt
jeghenwoordelijcken uwe poorten, omme met ons in eet ende verbont te vereenighen,
twelck eyntelijcken oorsaecke soude zijn van twelvaren, soe wel van u luyden als
van tghansche landt van Hollandt: ende ontwijffelijcken tot vorder vrede ende
eendracht der Nederlantsche provincien soude mogen tendeeren. Des wy u luyden
breeder gheven te bedencken: ende verhoopen dat ghy luyden een mael een
afgrijssen ende grouwel voor den listighen viandt (die niet en souckt dan de
bederffenisse van alle desen landen, hem zelfs metten roof van dien te
locupleteeren ende uwe stede ten laetsten in recompense van alle uwe ghetrouwe
diensten hem bewesen te plonderen ende roven, zulcx hy met die van Antwerpen
onlangs heeft gheleeft) sult nemen. Soe ghy luyden immers niet en kunt
ontkennen, dat ghy luyden by tijden van den hertoghe van Alve jegens de
onghehoorde petitien van den x, xx, ende hondersten penningen, wel de heftichste
u luyden hebt gheopposeert: wilt daer om niet laeten ter wijlen ghy tmiddel
hebt, u selven ende tghanse landts vryheden te vendiceren, op dat ghy luyden met
uwe vrouwen ende kinderen in gheen vorder desolatie u anders apparentelijcken
over thooft hanghende en sult comen. Des ick midtsdesen protestere van my selven
jeghens u luyden als een mede lidtmaet deser landen ghequeten te hebben: ende
dat de saecke van u luyder ender meer anderen bederffenisse by u luyden staende
es.
In Leyden desen vijfden Octobris, Anno 1574
Literatuur
Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten : verzamelingen van de bibliotheek
van Joannes Thysius en de bibliotheek der Rijks-Universiteit te Leiden / bewerkt
door Louis D. Petit. - 's-Gravenhage : Martinus Nijhoff ; Leiden : Sijthoff,
1882-1934. - 4 dl., deel I, pag. 25, nr. 182. De plaatsingscode is sindsdien
veranderd en is thans THYSPF 222.
Eerder gedrukt in: Oud en nieuw, uit de vaderlandsche geschiedenis en
letterkunde / verz. door P. Scheltema. - Amsterdam : G. Portielje, 1844-1847. -
2 dl. : ill. ; deel I, 231.