Lillo
De bouw van het fort Lillo, in de jaren 1579-1580, hield verband met het
streven van de magistraat van Antwerpen om deze stad beter te kunnen beschermen
tegen een verwachte aanval van Spaanse troepen vanuit het noorden via de
Schelde. Het fort werd gebouwd op de Brabantse (rechter)oever van de Schelde in
de polder van Lillo nabij het gelijknamige dorp. Gelijktijdig ontstond op de
Vlaamse (linker)oever van de Schelde het fort Liefkenshoek. Bij de aanleg van
beide forten speelde prins Willem van Oranje een belangrijke initiërende rol.
Lillo en Liefkenshoek zijn als symbiotische vestingen geconstrueerd. Via het
geschut op de contrescarpen van beide forten kon de scheepvaart vanuit en naar
Antwerpen volledig worden beheerst. Gelet op de effectieve draagwijdte van het
geschut destijds was dit toen vanaf slechts een van deze forten niet mogelijk,
gegeven de breedte van de Schelde op de gekozen locatie, te weten ca. 900 meter.
Lillo werd gebouwd conform de
principes van het Oud-Nederlandse vestingstelsel. Het fort beschikte
aanvankelijk over vier bolwerken. Eind 1583 waren er 270 militairen in het fort
gelegerd.
Een 7000 man sterke Spaanse legereenheid onder leiding van
Van Mansfeldt en
Mondragon zag in juli 1584 geen
kans om het fort succesvol te belegeren. Dit lukte ook in mei 1585 niet. Aan
Staatse zijde sneuvelden toen bij gevechten nabij het fort en de
Couwenstijnsedijk (op de grens van de polders van Lillo en van Oorderen) ca.
1400 en aan Spaanse zijde ca. 600 militairen.
Na de Val van Antwerpen (15 augustus
1585) veranderde de functie van het fort Lillo radicaal, evenals die van
Liefkenshoek. Beide forten kregen niet langer tot taak om Antwerpen te
beschermen, maar om te fungeren als frontiervestingen van de Republiek der
Verenigde Nederlanden met als belangrijkste opdracht om de scheepvaart naar en
vanuit Antwerpen zodanig te beheersen en te controleren dat de positie van
Antwerpen als een handelsstad van allure werd aangetast, in het belang van de
havens in de Noordelijke Nederlanden, die van Amsterdam voorop. Deze functie
kreeg concreet gestalte door het plaatsen en met geweld afdwingen van een
fiscale barrière in de Schelde ter hoogte van beide forten. De effectiviteit van
deze “slagboom” werd versterkt door de situering van een of meer oorlogsschepen
(“wachtschepen”) van de Admiraliteit van Zeeland (incidenteel ondersteund door
de Admiraliteit “Op de Maze” uit Rotterdam) in hun nabijheid. Antwerpen werd op
deze wijze kort achter elkaar in economisch opzicht tweemaal getroffen. Eerst
door de exodus van gereformeerde kooplieden en hun kapitaal (zij waren na de Val
in de stad niet langer welkom) en vervolgens door het opleggen van ongunstige
fiscale condities vanuit de Republiek der Verenigde Nederlanden.
Op 13 augustus 1588 besloot de Raad
van State om het bestuur en beheer van Lillo en Liefkenshoek te delegeren aan de
Gecommitteerde Raden van Zeeland. Tot deze forten in 1786 aan Oostenrijk werden
overgedragen bemoeide het dagelijks bestuur van dit gewest zich intensief met de
gang van zaken in beide vestingen.
Kort na het ingaan van het
Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd het fort Lillo conform een bestek van David
van Orliëns ingrijpend gerenoveerd. De wallen werden verhoogd en de
vestinggracht werd verbreed en verdiept. Aan de zeezijde verrees een vijfde
bolwerk. De renovatiekosten (ten laste van het oorlogsbudget van de
Generaliteit) bedroegen ruim 9.868 Vlaamse ponden.
In de periode 1621-1648 beraamde de Spaanse legerleiding diverse plannen om
Lillo te veroveren. Geen ervan kon worden gerealiseerd. In 1638 werd het fort
opnieuw gerenoveerd.
In het verdrag waarmee in 1648 een einde kwam aan de Tachtigjarige Oorlog werd
vastgelegd dat Lillo een vesting bleef van de Republiek der Verenigde
Nederlanden. Op 20 september 1664 werd bij het Traktaat van Limietscheidingen
bepaald dat het rechtsgebied rondom het fort een strook grond omvatte met een
omtrek van 150 roeden (= ca. 565 meter naar Rijnlandse maatstaf), gerekend vanaf
de buitenwerken van de vesting. De enclave Oud-Lillo, op de plaats van het
voormalige dorp Lillo, ressorteerde binnen deze jurisdictie.
In 1786 kwamen de forten aan de
Oostenrijkse Nederlanden. Bij Koninklijk Besluit van 15 januari
1884 werd Lillo als vestingwerk buiten gebruik gesteld en bij KB van 15 april
1981 werd het fort als beschermd monument aangewezen.
Sinds 1958 behoort Lillo tot het grondgebied van de gemeente Antwerpen.
J.M.G. Leune
Website:
www.eur.nl/fsw/scheldeforten.
Literatuur
J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek; deel 1; de geschiedenis van twee
Scheldeforten 1585-1786, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006 (781 blz.). ISBN
905746005X. Publicatienummer 4500.
J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek; deel 2 a; repertorium van personen in en
nabij deze Scheldeforten 1585-1786; namen A-F, Brussel, Algemeen Rijksarchief,
2006 (734 blz.). ISBN 9057460068. Publicatienummer 4501.
J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek; deel 2 b; repertorium van personen in en
nabij deze Scheldeforten 1585-1786; namen G-O, Brussel, Algemeen Rijksarchief,
2006 (723 blz.).
ISBN 9057460076. Publicatienummer 4502.
J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek; deel 2 c; repertorium van personen in en
nabij deze Scheldeforten 1585-1786; namen P-Z, Brussel, Algemeen Rijksarchief,
2006 (749 blz.).
ISBN 9057460084. Publicatienummer 4503.
J.M.G. Leune (red.), Lillo en Liefkenshoek; deel 3 a; compilaties en
transcripties (1), Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006 (599 blz.). ISBN
9057460092. Publicatienummer 4504.
J.M.G. Leune (red.), Lillo en Liefkenshoek; deel 3 b; compilaties en
transcripties (2), Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006 (629 blz.). ISBN
9057460106. Publicatienummer 4505.
J.M.G. Leune (red.), Lillo en Liefkenshoek; deel 3 c; compilaties en
transcripties (3), Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006 (657 blz.). ISBN
9057460114. Publicatienummer 4506.
Hendrik Le Page, De vesting Lillo, Antwerpen 1977 (uitgegeven als maandschrift
van de Vlaamse Toeristische Bibliotheek).