Geografie

A | B | CDE | FG | HI | J | KLM | N | O | PQ | R | STU | V | W | X | Y | Z

 

 

Maassluis 

Maassluis bestond eind zestiende eeuw slechts uit een handjevol huizen en een kleine haven en maakte deel uit van baljuwschap Maasland. Na de inname van Den Briel door de Watergeuzen op 1 april 1572 werd Maassluis vanwege de strategische ligging en de gunstige bereikbaarheid via het water een strategisch belangrijke plaats voor de Spanjaarden. Maassluis was ook belangrijk vanwege de sluizen. Door de sluizen te openen kon men de achterliggende polders onder water laten lopen waardoor de opmars van de vijand zou worden gehinderd. Willem van Oranje zond zijn vertrouweling Marnix van Sint-Aldegonde naar Maassluis om voor de verdediging te zorgen. Deze besloot tot de bouw van een schans ter verdediging van de plaats. Echter nog voordat de schans klaar was werd hij ingenomen door de Spanjaarden in 1573 en later opnieuw in 1574. De tweede inname ging gepaard met de plundering van Maassluis, waarbij enkele huizen en de kapel in vlammen opgingen.

 In de decennia die daarop volgende begon voor Maassluis een periode van relatieve rust en kon de wederopbouw beginnen. Verschillende plaatsen in het Maasmondgebied, die leefden van de visserij, profiteerden van de komst van migranten uit de Zuidelijke Nederlanden. Stonden er in 1514 nog 100 huizen, in 1632 was dit aantal al gegroeid naar 582 en in 1732 waren er 1010 huizen in Maassluis. Meer dan de helft van de bevolking was actief in de visserij of aan visserij gerelateerde nijverheid.

Inwoners van Maassluis hadden geen eigen kerk, maar kerkten van oudsher in Maasland. Ook voor de eerste gereformeerde predicaties moesten ze naar Maasland. Maar met de groei van de bevolking, groeide ook het verlangen naar een eigen kerk in Maassluis. Er werd een verzoek tot kerkbouw ingediend bij de schout en schepenen van Maasland. Vervolgens werd de Kleine Kerk ingewijd op de plek waar voorheen de afgebrande kapel stond en kreeg de nieuwe gemeente een eigen predikant toegewezen. Het kerkvolk was klaarblijkelijk tevreden want na enkele jaren al was de Kleine Kerk te klein geworden en kon ze het toenemende aantal kerkgangers niet langer herbergen. Wederom werd er een verzoek gedaan aan de autoriteiten, ditmaal door de derde predikant van Maassluis, de geleerde Johannes Fenacolius (1577-1645), die van groot belang is geweest voor Maassluis op religieus en bestuurlijk gebied.

Nadat er wederom toestemming werd verleend voor de bouw van een kerk, begon op 1629 de bouw van de Grote Kerk op de plek waar voorheen de schans stond ter verdediging van Maassluis. De afspraak was dat de inwoners van Maassluis zelf voor de financiering zouden zorgen. Daartoe werden niet alleen vrijwillige giften geïnd, maar ook een heffing op iedere ton vis. Het ging goed met de kerkelijke kas totdat de Duinkerker Kapers op het toneel verschenen. Deze kapers brachten de visserij veel schade toe en daarmee ook aan de inkomsten voor de bouw van de Grote Kerk. Toch kon in 1629 de eerste steen door de gemeente worden geplaatst, al zou de bouw duren tot 1639.

Fenacolius was niet alleen een belangrijke kracht achter de bouw van de kerk, hij was het brein achter de afscheiding van Maassluis van Maasland. Door de groeiende visserijen  immigratie was Maassluis groter en welvarender geworden dan Maasland. Er heerste steeds meer onvrede over de afdrachten die men moest doen aan Maasland voor de gemeenschappelijke lasten. Maasland was agrarisch georiënteerd en Maassluis op de visserij. Maassluis vreesde dat de eigen belangen niet voldoende werden behartigd door Maasland. Ook voor de rechtspraak was men aangewezen op Maasland, aangezien Maassluis geen schout of schepenen had. Na jarenlang getouwtrek werd op 1 januari 1612 door de Ambachtsheer besloten dat Maassluis en Maasland voortaan apart verder gingen. Vanaf 16 mei 1614 was Maasluis niet alleen religieus maar ook bestuurlijk en juridisch zelfstandig.

              

            Tim Keijzer / Alec Ewing         

 

 

Literatuur

Abels, P.H.A.M., Nieuw en ongezien. Kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland 1572-1621, deel II: de nieuwe samenleving (z.p. 1994).

Blom, S. Geschiedenis van Maassluis. Ontstaan en ontwikkeling der stad (Utrecht 1948). 

Dernier, W.H. van der Gon., De Geschiedenis van Maassluis tot het begin der 17e eeuw (Maassluis 1914).

Domisse, C.P.I., Maassluis in 300 jaar (Maassluis 1914). 

Bánki, E.M. en L.M. van der Hoeven, Joods leven in Maassluis, 1688-1942 (Maassluis 2000). 

Kap-Favié, E.,  Herinneringen aan Maassluis (Zaltbommel 1995). 

Jong, Otto J. de, Nederlandse Kerkgeschiedenis (Nijkerk 1978). 

Mastenbroek, T., De Groote Kerk te Maassluis 1639-1939. Grepen uit hare historie (Maassluis 1938).

Mastenbroek, T., ‘De Kleine kerk’, in: Historische Schetsen 3 (1985). 

Pelt, T. van, De restauratie van de Grote kerk te Maassluis (z.p 1993). 

Post, B.J,. Geschiedenis van Maasland van de vroegste tijden tot heden (Maasland 1909). 

Sigal Jr, M.C., De drie Maassteden Schiedam, Vlaardingen, Maassluis (Amsterdam 1948). 

Vliet, A.P., ‘Eeuwfeesten Grote Kerk’, in: Historische Schetsen 12 (1989). 

Wit, A. de,  Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen. Schiedam, Maassluis en Ter Heijde in de zeventiende eeuw (z.p 2008).

Wouters, A. Ph. F., Nieuw en ongezien. Kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland 1572-1621, deel I: de nieuwe kerk (z.p 1994).