Texel

Het eiland Texel lag enigszins afgelegen maar was via de scheepvaart verbonden met de rest van de wereld; bovendien was het inwonertal groot genoeg voor de ontwikkeling van een georganiseerd religieus leven. In elk dorp op Texel was een kerk , afhankelijk van de grootte van het dorp een parochiekerk of een bijkerk. Het kapittel van Sint Marie in Den Haag stond aan het hoofd van deze kerken. Van daaruit werden bestuurlijke  zaken geregeld, pastoors aangewezen en het land behorende tot de parochies verpacht. Tot de bisschoppelijke herindeling in 1559 viel Texel onder het Bisdom Utrecht, daarna onder het Bisdom Haarlem. Op het eiland was daarnaast een klooster gevestigd, bewoond door zusters van de Derde Orde der Franciscanen.

Al vanaf het einde van de jaren twintig van de zestiende eeuw waren de nieuwe ideeën van de Reformatie op het eiland doorgedrongen. In 1528 gooiden drie mannen, onder wie een priester, enkele ruiten van de kerk van Den Burg in. Binnen werd een beeld van de lokaal vereerde Sinte Ontcommer van de muur getrokken en in de klokkentoren aan het touw opgehangen. Tijdens het gerechtelijk proces dat volgde werden zij beschuldigd ‘besmet te wesen metter secte van luther’. Al snel waren het echter met name de doopsgezinden op Texel veel volgelingen kregen. Dit blijkt duidelijk uit de veroordelingen die plaats vonden in 1534, nadat in Kampen schepen waren aangehouden vol met doopsgezinden die op weg waren naar Munster. Er bleken ongeveer vijftig Texelaars aan boord te zijn geweest. De verbanningen van twintig van deze reizigers, en de terechtstelling van een van hen, leidde er echter niet toe dat het anabaptisme verdween.

De bisschop van Haarlem, Nicolaes van Nieuwland, zette vanaf 1563, na afloop van het Concilie van Trente, een katholiek tegenoffensief in en in 1564 bracht dit hem naar het eiland. Hij hoopte met veel geduld en vertrouwen de Texelse doopsgezinden weer voor het katholieke geloof te winnen. Dat deze zachte aanpak was  mislukt blijkt uit het feit dat de doopsgezinden in 1565 openlijk aan de schout vroegen of ze konden worden vrijgesteld van kinderdoop en het bezoek aan de mis. De bisschop beval  de schout om de plakkaten van Filips II ten uitvoer te brengen. Enkele pastoors van het eiland hadden echter aangegeven dat zij graag de bewoners terug naar katholieke zijde wilden helpen, maar dat zij door eigen gebrek aan godsdienstige kennis hen niet konden overtuigen. Er ging een verzoek naar Willem Lindanus, bisschop van Roermond, die het eiland al eerder had bezocht, om een ‘cleyne catechismus’ te schrijven ter ondersteuning van de lokale geestelijkheid. Deze kwam in 1566 uit. Uiteindelijk leverden de inspanningen van katholieke zijde niet veel op. De gewapende opstand tegen bereikte het eiland op 25 maart 1571. Dit is een jaar eerder dan de rest van Holland. Door de perifere ligging van Texel was het kwetsbaar. Het eiland had in de zestiende eeuw dan ook al eerder te maken gehad met aanvallen van partijen die in conflict waren met het bestuur van Karel V. In 1571, in de vroege ochtend van 25 maart kwamen de Watergeuzen onder leiding van Lancelot van Bredero, de halfbroer van Hendrik van Bredero, bij Texel aan wal en trokken plunderend en brandstichtend over het eiland. In de twee dagen dat de Geuzen huishielden waren vooral de huizen van schout en geestelijken doelwit van brandstichting, en de kerken in de dorpen Den Burg, De Waal, Oosterend en De Koog werden geplunderd en vernield. Verdere brandstichting werd door de schout afgekocht tegen grote sommen. Na twee dagen verlieten de Watergeuzen het eiland weer en namen bij hun afscheid ook ongeveer dertig schepen met zich mee, waarna de eilandbewoners weinig meer merkten van het militaire verloop van de Opstand.

Nadat in 1572 het grootste deel van Holland zich openlijk had aangesloten bij de Opstand en daardoor de gereformeerde leer in het openbaar mocht worden beleden, kwamen er ook predikanten op Texel. Tijdens de synodes van het Noorderkwartier die gehouden zijn tussen 1573 en 1575, bleek dat men daar niet erg onder de indruk was van de Texelse priesters die tot het gereformeerde geloof waren overgegaan. Zij bleken het met de nieuwe leer niet erg nauw te nemen. Aan de ene kant lieten zij de synode weten dat zij zich al jaren verre hielden van ceremoniën, maar aan de andere kant stonden zij negatief tegenover de controle die de nieuwe gereformeerde kerk uit wilde oefenen, o.a. door middel van een verplicht examen voor de predikanten. Het katholieke geloof verdween niet van het eiland.  De komst van jezuïeten naar het eiland in 1600, zorgde voor een heropleving. Ook de doopsgezinden bleven een belangrijke aanhang houden. In de meeste dorpen werd een doopsgezinde schuilkerk gesticht.

 

Roxanne van der Stigchel

 

Bronnen

Burger van Schoorel, D., Chronyk van de stad Medenblik, waarin van deszelfs eerste begin, opkomst en florizante staat uytvoerig wert gehandelt ... : beneffens ook een nette beschryving van de verwonderlyke hoogte en swaarte van der zelver wierdyken ...mitsgaders ook een korte beschryving van alle de eylanden onder dit Noorderquartier : Deze druk vermeerdert met een staat van de huysen en morgentale van Zuyd-Holland ... wat deselve jaarlyks in de verpondingen contribuëren, alles yder stad met zyn ressort van dorpen, polders, meeren etc. : Gesepareert ... en veel andere aanmerkenswaardige zaaken : Midsgaders een nette staat der dyken (Hoorn 1736).

Empel, K. van, Brieven aan het Texels klooster 1440-1530 (Den Burg 1994). 

Lommel, A. van, ‘Nieuwlandt, N. van Bisschop van Haarlem aan de geheim-raad des Konings aangaande de Franciscaner zusters van Burgt op Texel. -6 Augustus 1570’, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem 21 (1896) 157-159.

 

Literatuur

Allan, F., Het Eiland Texel En Zijne Bewoners (Amsterdam 1856).

Buskes,  J., Het Eiland, De Stad En Het Koninkrijk ('s-Gravenhage 1945). 

Empel, K., ‘Kloosters in Texel’, Uitgave Van De Historische Vereniging Texel 24 (1992) 2-4. 

Driessen, A., ‘Texel Ten Tijde Der Troebelen’, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem 31 (1908) 82-88. 

Huizinga, J., ‘Korte Schets Eener Geschiedenis Der Doopsgezinden Op Texel’, Doopsgezinde bijdragen (1872) 140-175. 

Kooi, G. van der, De Wynberch Des Heren : Godsdienstige veranderingen op Texel 1514-1572 (Den Burg 2005).

Kooi, G. van der en W. Keijser, Korte geschiedenis van de dopers op texel en van de doopsgezinde gemeenten van Den Burg, De Waal, Oosterend en Den Hoorn (1625-1949) (Den Burg 1996). 

Kooi, G. van der en W. Keijser, Beschrijving der inventaris van het archief van de Doopsgezinde gemeenten van Den Burg, De Waal, Oosterend en Den Hoorn (1625-1949): Aangevuld met kopieën uit andere archieven vanaf 1528 (Den Burg 1997). 

Loos, J.C. van der, ‘'Van Het Eiland Texel'’, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem 45 (1928) 161-244. 

Nierop, H., Het verraad van het Noorderkwartier : Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse Opstand (Amsterdam 1999). 

Scheltema, P., ‘hoe het Sint Agnieten-Klooster op Texel tot een weeshuis is verkregen’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 9 (1854) 264-270. 

Schoorl, H., Ballade van Texel: Texel en omgeving in het midden van de zestiende eeuw (Den Burg 1976).

Vlis, J. A. van der, Texel : Land en volk in de loop der eeuwen (Den Burg 1949).

Vlis, J.A. van der, 't Lant van Texsel : Een geschiedschrijving (Den Burg 1976). 

Wijn, J.W., ‘Het Noordhollandse regiment in de eerste jaren van de Opstand tegen Spanje’, Tijdschrift Voor Geschiedenis 62 (1949) 235-261. 

Zijlstra, S., Om de ware gemeente en de oude gronden : Geschiedenis van de dopersen in de nederlanden 1531-1675 (Hilversum 2000).