Willemstad
Stad in het uiterste noordwesten van het voormalige hertogdom Brabant, thans
provincie Noord-Brabant.
Tijdens de Opstand was het voor het
dorp Ruigenhil, het toekomstige Willemstad, van belang dat het op het eiland van
Ruigenhil, Fijnaart en Klundert lag. De eerste bedijking was die van Fijnaart
(1548) onder het Markiezaat van Bergen op Zoom. De Grote Polder van Klundert
(1558) was een onderneming van de drie heren op het eiland: Oranje, Bergen op
Zoom en Zevenbergen. De volgende bedijking was die van het gors Ruigenhil
(1565), weer grotendeels onder het Markiezaat gelegen. Het zo in drie grote
polders bedijkte eiland vertoonde aan de zuidwestkant een inham, die werd
dichtgedijkt (polder van Heijningen) in 1583, opnieuw onder de prins van Oranje,
maar dan als tijdelijke bezitter van het Markiezaat.
Hiermee zijn we vooruitgelopen in de
geschiedenis. De situatie op het zo dicht bij het opstandige deel van Holland
gelegen eiland was vanaf 1572 uiterst precair; na de bezetting van Dordrecht
door de Geuzen op 28 juni 1572 werd deze uitgesproken gevaarlijk. Einde
september lagen er drie Geuzenvendels op het eiland. Spaanse tegenaanvallen
hadden slechts incidenteel succes totdat zij einde november onder leiding van
Mondragon tijdelijk meer greep op
de situatie kregen. Tussen 1572 en 1575 hadden nu eens de Spaanse, dan weer de
Staatse troepen de overhand. In juni 1575 zuiverden troepen van Mondragon het
eiland opnieuw, maar de volgende krijgsbewegingen brachten de balans spoedig
weer in beweging. Plannen om de drie dorpen te omwallen gingen voorlopig niet
door, behalve de versterking van Klundert.
Inmiddels was de erfgename van Jan IV van Glymes, Margaretha van Merode, in het
Markiezaat van Bergen op Zoom opgevolgd. Haar echtgenoot Jan van Wittem koos
uiteindelijk de partij van de koning, waarna zijn bezit door de Staten van
Brabant werd geconfisqueerd. Voor de tijd van de oorlog kreeg Willem van Oranje
het Markiezaat in vruchtgebruik. Toen in juni 1583
Steenbergen in Spaanse handen was gevallen,
besloot hij ook het dorp Ruigenhil te omwallen. De eerste opdracht ging naar
ingenieur Abraham Andrieszoon. De werken werden onder het bewind van prins
Maurits voltooid naar plannen van de vestingbouwkundige Adriaan Anthoniszoon uit
Alkmaar (1587). De nieuwe vesting kreeg de naam van Willem van Oranje, Maurits’
vader. Binnendijks telde de vesting vijf bolwerken, terwijl de buiten de dijk
gelegen havenkom een voorlopige versterking kreeg. Deze is vanaf 1598 vervangen
door het aanleggen van een wal met twee bolwerken (ingenieur Johan van Rijswijck,
generaal fortificatiemeester), waarmee het aantal op zeven kwam. Deze kregen
vervolgens de namen van de zeven provincies. Pas in 1602/1603 zijn deze werken
voltooid door het aanbrengen van stenen bekledingsmuren.
Prins Maurits gaf in 1586 en 1587
stedelijke rechten aan het aldus omwalde dorp, waardoor het (formeel) stedelijke
allures kreeg. Bij open brief van 30 juni 1587 stelde hij het gehele eiland
onder zijn ‘gouvernement’ en protectie. Voortaan moesten ook de Brabantse delen
van het eiland (Fijnaart, Heijningen en de polder Ruigenhil) lasten betalen voor
het onderhoud van de nieuwe vesting. Daarmee vielen zij belastingtechnisch
gezien tot aan het einde van de Republiek onder Holland.
Een poging van Robert Sucquet, een
Engelse militair, om muiterij te stichten en de vesting over te leveren aan
Parma, leed in 1588 schipbreuk.
Bij het sluiten van het Twaalfjarige
Bestand in 1609 weigerde Maurits, die het Markiezaat aan de wettige erfgenamen
van Jan van Wittem moest teruggeven, afstand te doen van Willemstad, Ruigenhil
en Heijningen. Na langdurige juridische geschillen werd in 1615 tot een deling
besloten: Willemstad en de polder Ruigenhil bleven als een afzonderlijke
Brabantse heerlijkheid in bezit van Maurits. Heijningen werd met het Markiezaat
herenigd.
Tijdens de belegeringen van Bergen op
Zoom (1622), Breda (1624/1625) en Den Bosch (1629) kwam het Eiland opnieuw onder
druk te staan. Hollandse burgertroepen bezetten Willemstad en Klundert in
laatstgenoemd jaar. Bij de mislukte aanval te land en te water van Spaanse
troepen onder leiding van graaf Jan van Nassau in 1631 behoorde een onverhoedse
aanval op Willemstad tot de niet gerealiseerde krijgsdoelen. Andere pogingen in
1635-1637 liepen eveneens op niets uit, maar brachten de inwoners van de polders
en hun bezittingen soms aanzienlijke schade toe. Ook na de herovering van Breda
in 1637 voerden de Spanjaarden rooftochten uit, totdat met de overgangsperiode
tot de vrede van Munster (vanaf 1643) de zo lang gewenste rust kon aanbreken.
Willem van Ham
Literatuur
W.A. van Ham, ‘De Noordwesthoek tussen Nassau en Bergen’, De Oranjeboom
23 (1970) 106-129
W.A. van Ham, 'De stelling of positie van Willemstad', in: Atlas van
historische vestingwerken in Nederland. Noord-Brabant (Utrecht/Zutphen', 1996)
89-100
G.C.A. Juten, 'Bouwstoffen voor de geschiedenis van Willemstad', Taxandria
39 (1932) 27-31, 60-69.
G.C.A. Juten, 'De overgang van Jan van Wittem, markies van Bergen op Zoom',
Taxandria 42 (1935) 287-289
De buitendijkse bastions Gelderland en Groningen / door C. van Mastrigt. In:
Jaarboek, ISSN 1381-4184: vol. 5 (1995), pag. 109-122.
C. A. I. L. van Nispen, ‘Hoe Willemstad een heerlijkheid der Oranje’s werd’, De Ghulden Roos
36 (1976) 75-100
De vesting Willemstad / Hendrik Le Page. - [Antwerpen : Vlaamse
Toeristenbond], 1971.