Schiller en het recht
Op 9 mei 2005 is het tweehonderd jaar geleden dat Friedrich Schiller
(1759-1805) stierf. Veel is er in de loop der jaren over leven en werk van deze
beroemde Duitse dichter en toneelschrijver (o.a. Don Carlos, Maria Stuart,
Wilhelm Tell) geschreven. Vanzelfsprekend vooral in Duitsland maar ook
daarbuiten. Dat blijkt uit de diverse minutieus bijgehouden
Schillerbibliografieën. Wie er het in 1998 onder redactie van Helmut Koopman
verschenen Schiller-Handbuch op naslaat kan vaststellen welke facetten van het
werk van deze tijdgenoot van Goethe (1749-1832) zoal belicht kunnen worden. Maar
er is nog meer, want ook hier geldt: Schiller en geen einde. Wat in het
Schiller-Handbuch niet een afzonderlijke vermelding heeft gekregen is het thema
Schiller en het recht. Toch valt daar het een en ander over te zeggen. Jutta
Limbach, op dat moment President van het Bundesverfassungsgericht, wijdde er op
13 mei 2001 haar jaarrede voor de Deutsche Schillergesellschaft aan. Maar
daarover zo meteen meer. Wat vermoedelijk bij weinigen bekend zal zijn is dat
Schiller tijdens zijn studie aan de Karlsschule, een in de buurt van Stuttgart
gelegen militaire academie die later de status van universiteit zou krijgen,
enige tijd rechten gestudeerd heeft. Maar deze studierichting bleek aan de jonge
dichter niet werkelijk besteed. Als hij al niet verzuimde dwaalden zijn
gedachten af naar poëzie of idee?n voor toneelstukken. Na twee jaar stapte hij
over naar een studie medicijnen die hij ook afrondde.
Jutta Limbach gaat in haar rede in op Schillers verhaal Der Verbrecher aus
verlorener Ehre (1792). Deze oorspronkelijk onder de titel Der Verbrecher
aus Infamie in 1786 gepubliceerde vertelling beschrijft de lotgevallen van
Christian Wolf die zich schuldig maakt aan stroperij en na het uitzitten van
zijn straf, drie jaar tuchthuis, volkomen gedesillusioneerd en niet in staat
gesteld te resocialiseren terechtkomt in het criminele milieu. Hij vervalt van
kwaad tot erger. Uiteindelijk vermoordt hij de jachtopziener die hem destijds
heeft betrapt en aangebracht. Het verhaal is gebaseerd op ware gebeurtenissen.
Schiller belicht niet zozeer de juridische aspecten van het geval maar
beschrijft vooral de psychologische en sociale factoren die de dader tot zijn
misstappen hebben gebracht. Factoren die in het betreffende tijdsgewricht weinig
indruk plachten te maken bij de rechter of zoals Schiller het op literaire wijze
maar kritisch verwoordt: Die Richter sahen in das Buch der Gesetze, aber nicht
einer in die Gemütsfassung des Beklagten. Doel van het strafrecht in die dagen
was inderdaad vergelding. Limbach geeft aan dat een benadering als die van
Schiller zijn tijd ver vooruit was en blijk geeft van latere inzichten uit o.a.
de ontwikkelingspsychologie, criminologie en rechtsfilosofie. Het doel van het
strafrecht heeft zich in de loop van de tijd onder invloed van de mensenrechten
en de inzichten van de empirische wetenschappen ingrijpend gewijzigd. Vergelding
staat al lang niet meer centraal. Uitgangspunt van het moderne strafrecht is,
aldus Limbach, het geloof in de onaantastbaarheid van de menselijke waardigheid.
De tegenwoordige strafrechtspleging streeft er naar, aldus de Duitse juriste,
verschillende strafdoeleinden in een evenwichtige verhouding tot elkaar te
brengen. Allereerst moeten de elementaire waarden in het maatschappelijk leven
beschermd worden: leven, gezondheid, vrijheid en eigendom. Daarnaast worden ook
schuldvereffening, verzoening en vergelding voor begaan onrecht als zin van het
straffen van overheidswege genoemd. De opgave voor de straf en de
strafvoltrekking is er echter voor alles op gericht de dader weer tot een nuttig
lid van de samenleving te maken. Daarmee worden bedoeld, aldus het
Bundesverfassungsgericht, maatregelen die de dader op zijn terugkeer naar de
vrijheid voorbereiden en zijn wil versterken zich in de toekomst zonder
wetsovertredingen in de vrije maatschappij staande te houden. Diezelfde
maatschappij moet dan echter ook bereid zijn de betrokkene weer op te nemen.
Schiller wil de autocratische heersers van zijn tijd net als het volk door
middel van de kunst bevrijden van de ketenen van hun vooroordelen en ze tot een
beter begrip, zuiverder principes en schonere gevoelens aanzetten. Dat is
volgens Limbach ook meteen een tijdloze opgave. Want ook tegenwoordig spelen in
de strafrechtspleging vrees voor criminaliteit en vooroordelen onder de
bevolking een grote rol. Ze benadrukt bij dit alles dat Schiller, wat zijn
verhouding tot het recht betreft, vooral een idealist was en zeker geen legist.
Wetten zijn voor Schiller tijdgebonden, belangenveiligstellende en soms ook
onrechtvaardig mensenwerk. Het strafbare feit is voor hem zowel een
maatschappelijk als een menselijk probleem. In deze benadering klinken de ideeën
van de Verlichting door. Hoe zit de mens in elkaar, wat beweegt hem. Dat moet
blootgelegd worden.
Niet door Limbach besproken maar zeker interessant in het verlengde van het
voorgaande zijn de Merwürdige Rechtsfälle als ein Beitrag zur Geschichte der
Menschheit (eveneens uit 1792). Het betreft een vertaling door diverse
bewerkers van het werk van de Fransman Francois Gayot de Pitaval Causes
célèbres et interessantes, avec les jugements qui les ont décidés (1734).
Schiller schreef een voorwoord bij het eerste deel. Daarin geeft hij aan waarom
het belangrijk is het grote lezerspubliek met rechtszaken kennis te laten maken:
Das geheime Spiel der Leidenschaft entfaltet sich hier vor unsern Augen, und
über die verborgenen Gänge der Intrige, über die Machinationen des geistlichen
sowohl als weltlichen Betrüges wird mancher Strahl der Wahrheit verbreitet.
Triebfedern, welche sich im gewöhnlichen Leben dem Auge des Beobachters
verstecken, treten bei solchen Anlässen, wo Leben, Freiheit und Eigentum auf dem
Spiele steht, sichtbarer hervor . Daar ging het Schiller nu precies om, aldus
Johnston in het eerder genoemde Schiller-Handbuch, in een aantal van zijn
dramas zoals die Räuber (1781). Ook Limbach legt trouwens dit verband in haar
rede en wijst op een van Schillers lezingen: die Schaubühne als eine
moralische Anstalt betrachtet. Om veel mensen te bereiken moet je
onderwerpen aanschouwelijk maken. In totaal zouden er vier delen van de
Merkwürdige Rechtsfälle verschijnen. Het laatste in 1795. Daarbij werd er
voor gekozen, gelet op de doelgroep, de nadruk te leggen op de feiten. Met de
juridische aspecten wilde de uitgever de lezer niet al te zeer vermoeien. In
latere jaren zijn o.a. door de bekende strafrechtgeleerde Paul Feuerbach
(1775-1833) overigens vergelijkbare werken uitgebracht: Merkwürdige
Criminal-Rechtsfälle (1808) en Aktenmäige Darstellung merkwürdiger
Verbrechen (1828-1829). Feuerbach was in Schillers tijd student aan de
Universiteit van Jena.
Het 941 paginas tellende Lexikon Schiller Zitate van Ernst Lautenbach uit 2003
biedt onder het lemma Gesetz(gebung) verdere aanknopingspunten voor het
onderwerp recht in het werk van Schiller. Bijvoorbeeld Die Gesetzgebung des
Lykurgus und Solon (1790). Daarmee begeeft Schiller zich, zo zou men kunnen
stellen, op het gebied van het staatsrecht. Hoe kan een staat het beste worden
ingericht en wat is het belang daarbij van goede wetgeving. Daarbij moet
opgemerkt worden dat werken als deze onderdeel vormden van een omvangrijke
onderneming van Schiller die meer zijn grondslag vond in zijn
theoretisch-filosofische benadering van de geschiedenis (de
Universalgeschichte met zijn opwaartse positieve ontwikkelingsgang) dan dat
hem een specifiek juridische invalshoek voor ogen stond. Ondanks de specifieke
benadering van Schiller bevatten zijn historische bespiegelingen interessante
principi?le aspecten die materieel in juridisch opzicht niet van belang ontbloot
zijn. In genoemd werk vergelijkt Schiller de grondwet van Sparta met die van
Athene. De grondwet van Lycurgus is volgens Schiller op zich een volmaakt stuk
wetgeving in het licht van hetgeen de vorst er mee wilde bereiken, namelijk
totale ondergeschiktheid van de burgers aan de staat en het staatsbelang. Maar
hij neemt daar vervolgens nadrukkelijk afstand van: Der Staat selbst is niemals
Zweck, er ist nur wichtig als eine Bedingung unter welcher der Zweck der
Menscheit erfüllt werden kan, und dieser Zweck der Menschheit ist kein andrer,
als Ausbildung aller Kräfte des Menschen, Fortschreitung. Hindert eine
Staatsverfassung da alle Kräfte die im Menschen liegen, sich entwicklen,
hindert sie die Fortschreitung des Geistes, so ist sie verwerflich und schädlich,
sie mag übrigens noch so durchdacht, und in ihrer Art noch so vollkommen sein.
Als contrast voert Schiller vervolgens de wetgeving van Solon op. Die
staatsopvatting verdient volgens hem de voorkeur: Schön und trefflich war es
von Solon, da er Achtung hatte für die menschliche Natur, und nie den Menschen
dem Staat, nie den Zweck dem Mittel aufopferte, sondern den Staat dem Menschen
dienen lie. Peter Alt wijst er in zijn voortreffelijke in 2000 verschenen
Schillerbiografie op dat in het eerste pamflet van de Duitse verzetsgroep Die
Weie Rose in de zomer van 1942 zelfs geciteerd wordt uit deze verhandeling van
Schiller. De leden, onder wie de in februari 1943 geëxecuteerde studenten Hans
en Sophie Scholl, vonden het Hitlerregiem zo treffend terug in de beschrijving
van de diktatuur van Sparta dat zij hun oproep tot het ten val brengen van de
nationaal-socialistische machtshebbers met een aantal van Schillers woorden
inleidden.
Tenslotte kan men ook aan de hand van Schillers boek Geschichte des Abfalls
der vereinigten Niederlande von der spanischen Regierung (1788) - aan welke
indrukwekkende historische verhandeling Schiller zijn enkele jaren durende
buitengewoon hoogleraarschap filosofie (leeropdracht geschiedenis) aan de
universiteit van Jena te danken had vaststellen hoe belangrijk in de ogen van
Schiller, opnieuw als representant van het Verlichtingsdenken, vrijheid was.
Voor hem was het een van de onvervreemdbare mensenrechten.
mr. H.C.W.M. Moesker
lid Weimarer Schillerverein.