Richardot,
Jean Grusset genaamd
Rechtsgeleerde,
staatsman, chef-president van de Geheime Raad te Brussel
Champlitte
(Franche-Comté), 1540 - Atrecht, 3 september 1609
Het geslacht
Richardot stamde uit de
Vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté) en behoorde tot de clientèle van
de Granvelles. Jean Grusset genaamd Richardot was de neef langs moederszijde van
Franois Richardot (1507-1574), in 1561 de opvolger van Antoine Perrenot de
Granvelle als bisschop van Atrecht en één van de medestichters van de
universiteit van Douai.
Jean Grusset werd in 1540 geboren
te Champlitte in de Franche-Comté. Hij was de oudste zoon van Marguerite
Richardot zus van de voornoemde Franois Richardot en Guillaume Grusset, een
plaatselijk notabele. Latere familiekronieken vermelden dat Marguerite in 1538
zonder toestemming van haar ouders onder haar stand zou zijn gehuwd. De twijfels
over de adellijke status van vader Grusset, zouden de jonge Jean Grusset lang
blijven achtervolgen. Jean Grusset werd voornamelijk grootgebracht in het huis
van zijn andere oom en peetvader Jean Richardot. Op 12-jarige leeftijd vertrok
hij in 1552 samen met zijn neven naar Besanon om er school te lopen aan het
vermaarde collège Granvelle, waarvan zijn oom Franois Richardot
op dat moment de leiding waarnam. Dankzij zijn goede studieresultaten wist hij
er zich vrij snel in de kijker te werken van de invloedrijke clan rond Antoine
Perrenot de Granvelle, op dat moment tevens de voornaamste beschermheer van zijn
oom Franois. Rond 1560 trok de 20-jarige Grusset naar Leuven om er rechten te
studeren, onder meer bij de vermaarde rechtenprofessor Petrus Peckius sr.
Richardot wordt er onder andere vermeld als deken van het baccalaureaatscollege.
Vier jaar later stelde de invloedrijke kardinaal de Granvelle hem in staat om
zijn studies in Italië verder te zetten, door Grusset als reisgezel mee te
sturen met zijn neef Pierre Mouchet de Châteaurouillaud. Na passages langs onder
meer Rome, Milaan, en Padua behaalde hij in 1565 te Bologna uiteindelijk een
doctoraat in de rechten.
Na zijn studies vestigde Jean Grusset
zich in 1566 aanvankelijk in de onmiddelijke nabijheid van zijn invloedrijke
oom, Franois Richardot, op dat moment reeds vijf jaar bisschop te Atrecht.
Hoogstwaarschijnlijk liet hij zich rond deze periode ook door zijn oom
adopteren, van wie hij de familienaam overnam, mogelijk gebeurde dit ook al
vroeger. De naam Richardot opende te Atrecht duidelijk meer deuren en Jean
Grusset genaamd Richardot, kon er dan ook maximaal genieten van de relaties van
zijn oom. Als jurist en advocaat opende hij allereerst een rechtspraktijk bij de
Raad van Artesië. Binnen dit milieu huwde hij in 1568 met goedkeuring van zijn
oom met Anne Courcol de Baillencourt. Deze stamde uit een oud-adellijk Artesisch
geslacht, dat reeds generaties lang belangrijke functies binnen deze
Justitieraad bekleedde. Niet toevallig kreeg Richardot datzelfde jaar ook het
stadsburgerschap van Atrecht toegekend. Uit het huwelijk werden uiteindelijk
twaalf kinderen geboren: Franoise, Jean Richardot jr., Marie, Marguerite,
Franois Richardot, Pierre Richardot, Marie, Arnould Richardot, Guillaume
Richardot, Antoine Richardot, Jeanne en Charles Richardot.
Dankzij Antoine Perrenot de Granvelle
werd hij in 1568 door Filips II benoemd tot raadsheer in de Grote Raad van
Mechelen. De Mechelse kardinaal en diens vicaris-generaal Maximilien Morillon,
hadden ook duidelijk een hand in Richardots benoeming in 1575 tot rekestmeester
in de Brusselse Geheime Raad onder landvoogd don Luis de Requesens. Tijdens de
politieke strubbelingen volgend op het overlijden van Requesens en de komst van
de nieuwe landvoogd don Juan van Oostenrijk koos Richardot in 1576-77
aanvankelijk de kant van de opstandige Staten-Generaal en Willem van Oranje.
Door don Juan in 1577 inderhaast benoemd tot raadsheer in de Geheime Raad werd
Richardots benoeming door de nieuwe,
door de Staten-Generaal eigenmachtig
aangestelde
gouverneur-generaal aartshertog Matthias van Oostenrijk zonder commissiebrief
bevestigd. Ondanks zijn belangrijke positie bleef zijn rol in de verdere
gebeurtenissen eerder beperkt. Granvelle die ondertussen uit de Nederlanden
was verbannen was aanvankelijk ook niet op de hoogte van Richardots politieke
escapade en de bisschop van Atrecht was reeds 3 jaar eerder overleden.
Met de aanstelling van de figuur van
Alexander Farnese tot gouverneur-generaal in de Nederlanden, werd Richardot twee
jaar later opnieuw bij het Spaanse kamp ingelijfd. Van de opstandelingen was hij
zeker niet de laatste die zich met de hertog van Parma verzoende, maar toch
kostte het hem heel wat tijd om de Staatse partij te verlaten. Nog op 16 maart
1579 trachtte Richardot als gedeputeerde van de Staten-Generaal te verhinderen
dat de Staten van Artesië
waar hij nog grote invloed had
vrede zouden sluiten met Farnese en
de Spaanse koning, wat mislukte. Richardots verslag over het op handen zijnde
Verdrag van Atrecht (17 mei
1579) aan de Staten-Generaal
op 2 april 1579 was zijn laatst gekende optreden aan Staatse kant. Met de steun
van kardinaal de Granvelle bood Jean Richardot uiteindelijk eind november 1579
via Christophe dAssonleville en Robert de Melun zijn diensten aan de hertog van
Parma aan. Farnese behield Richardot in 1580 aanvankelijk als raadsheer in de
Geheime Raad. Richardots onrechtmatige aanstelling door aartshertog Matthias
werd twee jaar later geregulariseerd met een benoemingsbrief, geantidateerd op
11 juni 1577. Tot tweemaal toe (1580 en 1581) trachtte de hertog van Parma
Richardot vervolgens te benoemen in de Raad van State. Farnese vergaloppeerde
zich in 1580 zelfs enigszins door Richardot zonder formele benoeming reeds tot
de Raad van State toe te laten en werd daarvoor teruggefloten. Na een
charmeoffensief ten voordele van het Spaanse kamp waarbij Richardot onder meer
een tweetal vurige pamfletten tegen de politiek van Willem van Oranje uitgaf
werd hij eind 1581 uiteindelijk benoemd tot voorzitter of président van
de Raad van Artesië, als opvolger van Pierre Assy. Op 26 januari 1582 legde hij
zijn aanstellingseed af. Kort daarop volgde de vorstelijke patentbrief die le
président Richardot tot ridder in de Zuid-Nederlandse adelstand verhief, wat
in 1592 nogmaals moest worden herbevestigd. Nog geen maand na zijn aanstelling
tot voorzitter van de Raad van Artesië wist Richardot op last van Farnese de
Staten van Artesië te overtuigen van de noodzaak om opnieuw Spaanse troepen op
hun grondgebied toe te laten en de hertog van Parma daartoe ook de nodige
financiële steun te verlenen.
Een nieuwe benoeming liet niet lang
op zich wachten. Sinds april 1582 opnieuw aan de zijde van Farnese, wist deze
laatste Richardot op 26 februari 1583 dan toch tot raadsheer in de Raad van
State te benoemen, ter vervanging van de graaf van Lalaing. Als speciale gunst
mocht hij de eretitel van voorzitter van de Raad van Artesië behouden. Tot 1586
oefende le président Richardot overigens zijn functies in de Raad van
Artesië nog uit en slechts op 8 maart 1585 legde hij zijn aanstellingseed voor
de Raad van State af. In tussentijd werden Richardots capaciteiten door de
hertog van Parma voor tal van andere zaken ingezet. In het spoor van Farneses
militaire heroveringscampagne werd Jean Richardot ermee belast de vaak netelige
onderhandelingen met de opstandige steden te leiden. Doornik en Ath (1581),
Oudenaarde (1582), Ieper, Brugge, het Brugse Vrije en Gent (1584), Brussel en
Antwerpen (1585) werden uiteindelijk opnieuw onder Spaans gezag gesteld. Van
april 1583 tot januari 1584 werd Richardot door Farnese naar het Spaanse hof te
Madrid gezonden om er nieuwe fondsen en manschappen voor de strijd in de
Nederlanden los te krijgen. Hij verdedigde er bij Filips II tevens het ontslag
van landvoogdes Margaretha van Parma en de belangen van een aantal
vooraanstaande edelen. Richardots cruciale rol in Farneses heroveringspolitiek
zorgde er ook voor dat hij twee benoemingen misliep: in 1583 was hij in de
running voor het voorzitterschap van de Grote Raad van Mechelen en in 1585
dacht Filips II eraan om Richardot op te nemen in de Hoge Raad voor de
Nederlanden en Bourgondië te Madrid. Telkens drong de hertog van Parma erop aan
om iemand anders aan te stellen. In 1587 leidde Richardot in opdracht van
Farnese de Zuid-Nederlandse delegatie die te Broekburg (Bourbourg) met de
Engelsen over vrede moest onderhandelen. De besprekingen mislukten toen bleek
dat Filips II deze enkel gebruikte om tijd te winnen voor de uitrusting van zijn
Armada invencible, iets waarvan Richardot als één van de weinigen op voorhand op
de hoogte was. In 1589 werd Jean Richardot een tweede maal naar Madrid gezonden,
deze keer om er Farnese vrij te pleiten van de mislukking van de Granda Armada
en Filips II ervan te
overtuigen om de hertog van Parma op dat moment druk bezig met
krijgsverrichtingen in Noord-Brabant niet naar Frankrijk te zenden om er zich
te mengen in de Franse godsdienstoorlogen. Tevergeefs: Farnese overleed op 3
december 1592 te Atrecht. Als nieuwe militaire opperbevelhebber was de graaf van
Fuentes op dat moment reeds onderweg met Farneses ontslagbrief. Toen de hertog
van Parma zijn einde voelde naderen liet hij Richardot nog zijn politiek
testament opstellen: een gedenkschrift over de toestand in de Nederlanden,
getiteld Memoria delle cose del Paese Basso, dat Farneses zoon Ranuccio
aan de Spaanse koning moest overhandigen.
Met de hertog van Parma verloor Jean
Richardot een belangrijke beschermheer. Tijdens de interim-regering van de
landvoogden Peter-Ernst van Mansfeld en Ernst van Oostenrijk, was Richardot
voornamelijk actief in de Raad van State. Door Mansfelds hervormingen was
Richardot in dit staatsorgaan onder meer belast met de belangen van de
Franche-Comté en de provincies Luxemburg en Namen. Hij onderhield er ook de
contacten met het Franse hof. Richardots nauwe banden met Farnese wogen een
tijdlang op zijn verdere politieke carrière. In 1592 miste hij achtereenvolgens
een aanstelling tot chef-president van de Geheime Raad en tot voorzitter van de
Grote Raad van Mechelen. Ook landvoogd Peter-Ernst van Mansfeld was Richardot
liever kwijt dan rijk en probeerde hem herhaaldelijk weg te promoveren, als
voorzitter van de Grote Raad te Madrid of ambassadeur in Frankrijk. De graaf van
Fuentes beklaagde zich meermaals over Richardots grote invloed in de Raad van
State. Toen Fuentes in 1595 korte tijd tot landvoogd werd aangesteld, wist Jean
Richardot zich opnieuw in diens gunst te werken. In maart van dat jaar leidde
Richardot in opdracht van Fuentes de onderhandelingen met de prins-bisschop van
Luik, die hij moest overhalen om zijn neutraliteitspolitiek op te geven. In de
tweede helft van 1595 nam Fuentes Richardot mee op zijn campagne tegen Doullens
en Kamerijk. Het verblijf in laatstgenoemde militaire kamp werd Richardots
echtgenote Anne de Baillencourt overigens fataal (5
oktober 1595).
Stap voor stap bereidde Richardot in
1596-1597 zijn politiek comeback verder voor. Met het overlijden van Jean
Van der Burcht als chef-president van de Geheime Raad, werd Jan Richardot in
1595 door Fuentes als mogelijke opvolger naar voor geschoven. Madrid schoof de
zaak echter gewoontegetrouw op de lange baan. De benoeming was nog niet opgelost
toen aartshertog Albrecht van Oostenrijk in 1596 als nieuwe gouverneur-generaal
te Brussel aankwam. Ook van hem kreeg Richardots kandidatuur alle steun. Op 15
mei 1597 werd uiteindelijk de officiële vorstelijke benoeming bekomen en op 1
september legde Jean Richardot in handen van de nieuwe landvoogd de eed af als
chef-president van de Geheime Raad.
Tijdens de regering van de
aartshertogen was Richardot dé spilfiguur van de Zuid-Nederlandse politiek.
Tijdens de afwezigheid van Albrecht in 1598-1599 maakte Richardot reeds deel uit
van een occasionele regeringsjunta naast Albrechts broer, landvoogd ad interim
kardinaal Andreas van Oostenrijk.
Daarna was hij, behalve de Italiaan Ambrogio
Spinola, de enige niet-Spanjaard op de kabinetsraden die de aartshertogen
bij gelegenheid samenriepen om van gedachten te wisselen over de hoge staatkunde
van de Nederlanden. Als voormalig lid van de Raad van State wist Richardot ex
officio ook het voorzitterschap van dit regeringsorgaan bij afwezigheid
van het hoofd, in casu de aartshertog naar zich toe te trekken. Als
chef-president van de Geheime Raad zat hij ook de gemeenschappelijke
vergaderingen van de drie Collaterale Raden voor. Zodoende was hij tussen 1597
en 1609 verantwoordelijk voor de volledige uitvoering van de aartshertogelijke
politiek, zowel op binnenlands als buitenlands vlak. We geven hieronder tot slot
slechts zijn voornaamste verwezenlijkingen weer.
Jean Richardots belangrijkste
activiteiten op binnenlands vlak hielden voornamelijk verband met de enige twee
zittingen van de Staten-Generaal die tijdens het bestuur van de aartshertogen
plaatsvonden. In een toespraak op 21 augustus 1598 verdedigde hij voor de
verzamelde Staten de afstand van de Nederlanden aan de Infanta Isabella en haar
gemaal en liet hij de afgevaardigden trouw zweren aan de nieuwe souvereine
staatshoofden. Richardot bleef ook daarna een onvoorwaardelijk verdediger van
hun vorstelijke prerogatieven. Dit bleek onder meer uit zijn optreden tijdens de
Staten-Generaal van 1600. Geopend op 28 april van dat jaar, werd ze door de
chef-president op 9 oktober ontbonden toen de debatten omtrent de
aartshertogelijke bede te lang bleven aanslepen. Een bedrag van 300.000 gulden
werd als aanvaard beschouwd, evenals de verdeling ervan over de verschillende
provincies. Als voorzitter van het hoogste rechtsorgaan van de Nederlanden was
Richardot ook sterk betrokken bij de verdere codificatie van het gewoonterecht
onder de aartshertogen en bereidde hij onder meer de publicatie van het Eeuwig
Edict van 1611 voor.
Op buitenlands vlak werd Jean
Richardot voornamelijk ingezet om de vrede te bewerkstelligen die voor het
welslagen van het aartshertogelijk bewind broodnodig was. In 1598 leidde hij de
vredesbesprekingen met Frankrijk te Vervins. De volmacht om ook voor Spanje te
onderhandelen kreeg hij van aartshertog Albrecht. Richardot stelde daarna Petrus
Peckius jr. zoon van zijn voormalige rechtenprofessor aan als ambassadeur
aan het Franse hof. In 1604 stond hij aan het hoofd van het aartshertogelijk
gezantschap dat te Londen de vrede met Engeland moest onderhandelen. Toen de
gevolmachtigde Spaanse gezanten te Londen aankwamen, had Richardot de
vredesvoorwaarden al grotendeels onderhandeld. Richardots schoonzoon Conrard
Schetz (later dUrsel) werd daarna aangesteld tot eerste ambassadeur van de
aartshertogen aan het Engelse hof van James I. In 1609 tenslotte leidde hij de
gesprekken met de Republiek der Verenigde Provinciën naar een wapenstilstand die
tot 1621 stand zou blijven houden (Twaalfjarig Bestand). Het gezantschap te Den
Haag stond onder leiding van de gevolmachtigde Spinola. Bij al deze diplomatieke
missies stelde chef-president Jean Richardot als regeringsleider zelf de
instructies op die hij als onderhandelaar diende op te volgen. Met het tanen van
de betekenis van Spanje als grote mogendheid probeerde Richardot bij deze
onderhandelingen de belangen van de Zuidelijke Nederlanden zoveel mogelijk
veilig te stellen. Als vragende partij voor de vrede moesten de aartshertogen
evenwel vaak grote toegevingen doen.
Zijn laatste diplomatieke missie werd
Jean Richardot uiteindelijk fataal. Toen de Franse koning Hendrik IV in de
betwiste erfopvolging van het hertogdom Kleef-Gulik de ideale kans zag om de
vijandelijkheden met de Zuidelijke Nederlanden te hervatten, werd Richardot naar
Parijs gezonden. Tijdens een tweetal audiënties trachtte Hendrik IV Richardot
ervan te overtuigen dat de troepenbewegingen in de Noordelijke Provinciën
slechts garnizoenswisselingen waren. Weinig geloof hechtend aan de Franse
beloftes trok Richardot daarna huiswaarts, richting Brussel. Op zijn terugreis
hield de chef-president halt te Atrecht waar de volledige familie verzameld was
voor de feestelijkheden rond de recente benoeming van oudste zoon Jean Richardot
jr. tot dan bisschop van Atrecht tot aartsbisschop van Kamerijk. Jean
Richardot werd er onwel en stierf er op 3 september 1609 op 69-jarige leeftijd
inter amplexus liberorum. Aartshertog Albrecht had nog zijn eigen
lijfarts gestuurd, maar deze kwam te laat. Daags voor zijn overlijden had
Richardot zijn laatste verslag gedicteerd, met betrekking tot zijn missie te
Parijs. Tijdens een
indrukwekkende rouwplechtigheid in de Brusselse kathedraal van Sint-Michiel en
Sint-Goedele werd zijn stoffelijk overschot bijgezet in het graf van zijn 14
jaar eerder overleden vrouw in de kapel van het Heilig Sacrament
van Mirakelen.
Ondanks zijn enorme werkkracht lieten
Richardots politieke verantwoordelijkheden hem weinig tijd voor zijn
humanistische belangstelling. Wel had hij nauwe contacten met de Leuvense
humanist Justus Lipsius bij wie hij na diens terugkeer uit Leiden in 1597
zijn zonen Guillaume en Antoine als contubernales plaatste. Dit om te
vermijden dat Lipsius de Leuvense alma mater opnieuw zou verlaten voor
een lucratiever benoeming buiten de Zuidelijke Nederlanden. Als chaperonne
werden de twee jonge Richardots ten huize van Lipsius vergezeld door hun vaders
secretaris Filips Rubens, oudere broer van de kunstenaar Pieter-Paul Rubens. Met
aanbevelingen van Justus Lipsius en onder begeleiding van Filips Rubens stuurde
vader Richardot zijn twee zonen van 1600 tot 1604 op een peregrinatio
academica langs de belangrijkste Italiaanse unversiteiten (Milaan, Padua,
Bologna). Te Rome kwam het gezelschap in 1603 onder meer in contact met
Pieter-Paul Rubens die rond die tijd zijn eerste grote schildersopdracht voor
aartshertog Albrecht ontving via Jean Richardot jr., op dat moment
aartshertogelijke gezant bij de Heilige Stoel en Erycius Puteanus, voor wie
vader Richardot na Lipsius overlijden in 1606 de benoeming regelde van
titularis van de Leuvense leerstoel Oude Geschiedenis.
Voor zijn eigen zonen wist le
président Richardot dankzij zijn invloedrijke positie een aantal lucratieve
politieke en kerkelijke benoemingen te bekomen. Door toedoen van zijn vader werd
Jean Richardot jr. in 1595 op 25-jarige leeftijd benoemd tot rekestmeester in de
Geheime Raad. Van 1600 tot 1604 was hij zoals vermeld de allereerste gezant
van de aartshertogen bij de Heilige Stoel. Op 30 april 1603 werd hij te Rome tot
bisschop van Atrecht gewijd. Kort voor zijn overlijden in 1609 wist vader
Richardot nog het aartsbisschoppelijke ambt van Kamerijk voor zijn oudste zoon
te reserveren. Voor zijn derde zoon Pierre Richardot in 1603 ingetreden in de
Atrechtse benedictijnenabdij van Sint-Vaast manipuleerde de chef-president de
abtsverkiezing van het hoofdklooster van de benedictijnen te Echternach.
Franois en Antoine Richardot kozen beiden voor een militaire carrière. Als
luitenant van een compagnie zware ruiterij sneuvelde Franois in 1600 in de
duinen rond Nieuwpoort. Antoine Richardot overleed als kapitein van een
compagnie lichte ruiterij in 1606 te Keulen op de terugweg van de slag bij
Rinsbergen. Na aanvankelijk voor een religieuze carrière te hebben gekozen
bekleedde universeel erfgenaam Guillaume Richardot geen enkel politiek ambt.
Dankzij de voorbereidende werkzaamheden van zijn vader wist Guillaume wel een
zeer lucratieve huwelijksverbintenis te sluiten met Anne de Rye, dochter uit een
grafelijk geslacht uit Bourgondië, wat hem in 1623 eveneens de grafelijke titel
opleverde. Zijn dochters Franoise, Marguerite en Anne huwde Jean Richardot uit
aan adellijke families als Schetz (later dUrsel), Fauche de Dompré en de la
Baulme. Tijdens zijn leven bouwde le président Richardot ook een imposant
bezitsnetwerk uit, bestaande uit een ambtswoning (voormalig Hôtel de Champagney)
te Brussel, een hof van plaisantie (Droetbeke) te Laken en verschillende
heerlijkheden en ander grondbezit in en rond Atrecht (Barly, Boiry Ste Rectrude,
Lewarde, Enim, Sains), Dottenijs-Lassus, Lembeek, Asper-Zingem, Petegem,
Tielt-ten-Hove, Steenhuize, Avelgem, Aubers, Galmaarden, Langemark, Lendelede,
Steenkerke en Alveringem).
Jürgen Vanhoutte
Literatuur
A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden XVI (Haarlem,
1874) 311
Biographie Nationale de Belgique XIX (Bruxelles, 1907) 269-280 (V.
Brants)
Nationaal Biografisch Woordenboek I (Brussel, 1964) 762-775 (H. de
Schepper)
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek: niet opgenomen
'Van robins tot
très grands nobles': carrièreplanning en huwelijksstrategie bij het geslacht
Richardot in de Zuidelijke Nederlanden (1540-1701) / Jürgen Vanhoutte. In: Adel
en macht: politiek, cultuur, economie / Guido Marnef en René Vermeir (red.)
Maastricht, 2004, p. 17-55.
Het eeuwig Edict
van 12 juli 1611. Zijn genese en zijn rol in de verschriftelijking van het
privaatrecht / Georges Martyn Brussel, 2000.
Van robins tot
très grands nobles. De sociale klim van het geslacht de Richardot in de
Zuidelijke Nederlanden (1540-1701) / Jürgen Vanhoutte. Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling KULeuven, 2000.
Twee
prekadastrale kaarten van Mathieu Bollin uit ca. 1600. Chris De Maegd. In:
Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 204 (1998), p. 49-76.
Jean Richardot
/ Luc Somlderen. In: Albrecht & Isabella, 1598-1621: catalogus / Luc Duerloo en
Werner Thomas (red.) Turnhout,1998, p. 112.
Geheime Raad
(1504-1794) / Hugo De Schepper.
In: De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden / Eric
Aerts e.a. (red.), dl. 1 Brussel, 1994, p. 295-324.
Justi Lipsi
Epistolae, pars V: 1592 / J. De Landtsheer en J. Kluyskens Brussel, 1991.
Stoics and
Neostoics. Rubens and the circle of Lipsius / Mark Morford Oxford, 1991.
Justi
Lipsi Epistolae, pars III: 1588-1590 / S. Sué en H. Peeters Brussel, 1987.
Foreign envoys
and travelling players in the age of Shakespeare and Jonson / Willem Schrickx
Wetteren, 1986.
Une famille franc-comtoise : Richardot, Choisey, Menthon /
Pierre de Menthon Lons-le-Saunier, 1983.
Rubens and his circle / Julius Held Princeton, 1982.
De Kollaterale
Raden in de Katolieke Nederlanden van 1579 tot 1609. Studie van leden,
instellingen en algemene politiek.
2 dln. / Hugo De Schepper. Doctoraatsverhandeling KULeuven, 1972.
De briefwisseling
van Justus Lipsius met Joannes Woverius
/ Hugo Peeters. Licentiaatsverhandeling
KULeuven, 1971.
Inventaire de la
Correspondance de Juste Lipse (1564-166) / A. Gerlo en H. Vervliet Antwerpen,
1968.
Les premiers
livres imprimés à Mons. Fac-similés de la Kakogeitnia de Libert Houthem et du
Renart Découvert attribué à Jean Richardot, sortis des presses de Rutger Velpius
en 1580 / Houthemius Libertus, Jean Richardot, Christiane Pierard en Pierre
Ruelle Bergen, 1966.
Rubens
Designs for Sepuchral Monuments / Julius Held. In: The Art Quarterly, 23 (1960),
p. 247-269.
Jean Richardot,
chef-president van de privé-raad (1597-1609) / Marie-Paule Lauwers. Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling KULeuven, 1955.
Iconographie des
membres du Grand Conseil de Malines / W. Godenne en L.-Th. Maes Mechelen,
1951.
Rubens: Selected
Drawings / Julius Held. 2 dln Londen, 1951.
La
famille de Baillencourt, étude généalogique / H. Baillencourt dit Courcol
S.l., 1950.
La mission du
président Richardot en Espagne en 1583. Documents inédits tirés des Archives
farnésiennes de Naples / Leo Van der Essen Brussel, 1933.
Preuves, titres
et documents de la maison de Baillencourt dict Courcol / G. Dansaert
Brussel-Temse-Parijs, 1925.
Procès
dinformation pour la nomination des évêques et abbés des Pays-Bas, de Liège et
de Franche-Comté daprès les archives de la Congrégation Consistoriale. 1er
partie: 1564-1637 / L. Jadin. In: Bulletin de linstitut historique belge de
Rome, 8 (1928), p. 5-263.
Le
testament politique dAlexandre Farnèse / Leo Van der Essen. In: Bulletins de la
Commission Royale dHistoire, 86 (1922),
p. 171-215.
Etude
sur Erycius Puteanus (1574-1646) considéré spécialement dans lhistoire de la
philologie belge et dans son enseignement à lUniversité de Louvain. / Th. Simar
Leuven-Parijs-Brussel, 1909.
Un ministre belge
au XVIIe siècle. Jean Richardot, chef-président du Conseil privé des Pays-Bas
(1597-1609) / Victor Brants. In: Académie Royale de Belgique. Bulletin de la
Classe des Lettres, 8 (1901), p. 831-914.
Cinq
lettres inédites de Juste Lipse (1595-1606) / J. Vannérus. In: Annales de la
Société dArchéologie de Bruxelles, 13 (1899), p. 61-66.
Réponse.
Le président Richardot / F. Mazerolle. In: Annales de la Société dArchéologie
de Bruxelles. Mémoires, Rapports et Documents, 11 (1897), p. 204.
Correspondance de Rubens et documents épistolaires concernant sa vie et ses
uvres / Charles Ruelens. 6 dln Antwerpen, 1887-1907.
Le
portrait de Richardot au Louvre / Max Rooses. In: Rubens-Bulletijn. Jaarboeken
der ambtelijke Commissie ingesteld door
den stad
Antwerpen voor het uitgeven der bescheiden betrekkelijk het leven en de werken
van Rubens, 2 (1885), p. 218-224.
Le portrait du
président Richardot au musée du Louvre restitué à Rubens / A. Castan.
In: Mémoires de la Société dEmulation
du Doubs, 8 (1883), p. 11-38.
Généalogie de la famille Courcol dite Baillencourt / P. Boucq de Ternas, P. en
A. du Chastel de la Howardie Doornik, 1878.
Le président de
Richardot et les Etats-Généraux des Pays-Bas de 1598 / G. de Hauteclocque. In:
Mémoires de lAcadémie des sciences, lettres et arts dArras, 10 (1878),
p. 138-174.
Relation de ce
que sest passé à lentrée des ambassadeurs anglois ès Pays Bas (1605) / A.
Pinchart Brussel, 1874.
Mémoire en
réponse à la question du concours pour 1868: Faire lhistoire de la gravure des
médailles en Belgique depuis le XVIe siècle jusquen 1794 / A. Pinchart. In:
Mémoires Couronnés et Mémoires des Savants Etrangers publiés par lAcadémie
Royale des Sciences, des Lettres et Beaux-Arts de Belgique, 35 (1870), p. 1-84.
Histoire de la
Seigneurie et de la ville de Champlitte / Cl.-J. Briffaut Langres, 1869.
Mémoires de
Frédéric Perrenot, sieur de Champagney 1573-1590. Collection de mémoires
relatifs à lhistoire de Belgique VI. / Frédéric Perrenot en A.L.P. de Robaulx
de Soumoy. Brussel, 1860.
Jean Richardot,
président du Conseil Privé / L. Deschamps de Pas. In: Revue belge de
numismatique, 1 (1857), p. 233-234 (+ plaat XVI nr. 4).
Les négociations
du président Jeannin / P. Jeannin.
In: Nouvelle Collection des Mémoires pour servir à lhistoire de France depuis
le XIIIe siècle jusquà la fin du XVIIIe / J.-J. Michaud en J.-J.-F. Poujoulat
(ed.), deel 3 Parijs, 1837, p. 351-449.
Histoire
métallique des Pays-Bas / G. Van Loon. 5 dln - Den Haag, 1732.
Fasti
Academici Studii Generalis Lovaniensis / Andreas Valerius
Leuven, 1650.
Instructie
gegeven by hare Hoocheden aenden Marq. Ambr. Spinola, den President Richardot,
den Secr. Mancicidor, Pater Commissaris gen. ende den Audiencier Verreycken,
Ghedep. van weghen hare Hoocheden tot de handelinge van Vrede, tusschen den Kon.
van Spangien ende hare voorsz. Hoocheden ter eenre, ende de Staten gen. ter
ander zyden / wt het Fransoys. S.l., s.n., 1608.
Justi Lipsi
Epistolarum Selectarum Centuria Quinta Miscellanea Postuma / Justus Lipsius
Antwerpen, 1607.
Iuventutis Belgica laudatio: in qua melioris naturae et disciplinae imago /
Erycius Puteanus Leuven, 1607.
Tractatus de
testamentis conjugum, in quinque libros distinctus / Petrus Peckius Antwerpen,
1585.
Tractatus de jure
sistendi, et manuum injectione, quam vulgo arrestationem vocant / Petrus Peckius
Antwerpen, 1577.
Observationes
aliquot insigniores ad illustrationem institutionem imperialium admodum utiles:
ex praelectionibus Clariss.
Viri D. Petri Peckii Ziriczaei V.I. Doctoris et apud Lovanienses Professoris
Regii, a discipulis olim collecte et annotatae / Jean Richardot
Antwerpen, 1560.